(door Leo van Gulik)

 

       Wie waren onze voorouders ?

-Deel 2-

  

In deel 1 hebben we ons wat verdiept in het gezin van Gulik met vader Kees van Gulik en moeder Corrie Reider en acht koters en de ouders en overige familie van mama.

Deel 2 wil iets zeggen over het gezin waarvan mijn vader op één na de jongste was.

Vanzelfsprekend zal de informatie over dit gezin wat moeilijker zijn weer te geven omdat we niet allemaal de ouders van papa hebben meegemaakt

Ze stierven zeer kort na elkaar in 1931. Opoe (zoals dat vroeger officieel heette ) heeft haar man Marinus slechts met 103 dagen overleefd.

Ze stierven namelijk op 3 maart en 13 juni van dat jaar.

Gusta was toen nog maar zeven jaar en Julia was nog een baby.

De informatie waarover we beschikken is die van de verhalen van papa en de overlevering. Wel weten we dat ze zeven kinderen hadden, waarvan vier meisjes en drie jongens. De oudste twee waren dochters nl. Petronella C. en Petronella H. bij ons beter bekend als tante Cor (de oudste )getrouwd met Leen de Zwart, en tante Pita. Deze was verloskundige of zoals dat toen heette vroedvrouw. Deze tante heeft de meeste van ons ter wereld gebracht.

Of zij ook bij de geboorte van Ank was weet ik niet. Ze was toen nl. al 61 jaar. Haar man was ome Piet Ruys, die metselaar was. In de oorlogsjaren zijn we een of meerdere malen met het hele gezin naar haar toe gevlucht omdat ze een ruimere woning hadden en we daar beter bescherming dachten te hebben tegen oorlogsgeweld.

Tante Cor werd door ons vaker bezocht dan die andere tante. Ze was voor ons altijd wel aardig, maar het kopje thee dat ze ons aanbood was gitzwart en niet te drinken. We probeerden dit dan in een onbewaakt ogenblik in het in de kamer aanwezige gootsteentje te kwakken. We werden door onze ouders ook wel naar haar toegestuurd, bijvoorbeeld om Nieuwjaar te wensen of om welke reden dan ook. Later bemerkte ik dat onze ouders hiermee zelf gevrijwaard bleven van een bezoek aan haar. Ome Leen was een grote lange man, die we konden uittekenen in z’n grote fauteuil met hoge rugleuning.

Tante Cor was een klein vrouwtje van nog geen anderhalve meter lang.

Ze maakte vaak de opmerking :Ik werk niet boven m’n hoofd. Hetgeen op ons wel komisch overkwam, omdat dan het grootste deel voor rekening kwam van ome Leen.

Later toen ome Leen al lang dood was kwam tante Cor wel eens op bezoek bij mijn moeder, die toen de speelgoedwinkel op de Voorstraat bestierde.

Tante Cor had dan velerlei verhalen of roddels die ze nodig kwijt moest.

Het gebeurde dan regelmatig dat tijdens zo’n verhaal de winkelbel mijn moeder naar de klant riep en dat de woordenstroom van tante Cor wreed werd onderbroken. Soms als het wat drukker was dan gebeurde dat wel een paar keer achter één, waarop mijn tante dan tegen mijn moeder zei dat ze de winkel maar beter even dicht kon doen, hetgeen natuurlijk niet werd opgevolgd.

Voor een gemakkelijke snelle weg vanuit de achterkamer naar de winkel hadden we bedacht om een doorbraak in de vorm van een poortje te maken door de scheidingsmuur . Zo gezegd zo gedaan was ik bezig dit karwei, waarbij veel hakwerk en stof kwamen kijken, uit te voeren.

Op dit moment kwamen enkele dames uit Den Haag, (voor mij onbekende kennissen van mama) onaangekondigd bij mijn moeder op visite.

Dit was niet alleen lastig voor mijn moeder, die steeds in de winkel moest zijn, maar ook voor mij omdat er dan bij een korte afwezigheid van haar, ook het nodige commentaar mijn richting werd gestuurd. Ik kon het daarom niet laten om zo mogelijk nog meer de hamer en beitel te gebruiken, denkende: kom dan op een geschikter moment binnenvallen.

 

Met tante Pita van de Dubbeldamseweg hadden we wat minder contact.

Ik meen in die tijd te hebben geproefd dat deze mensen ,door een wat hoger inkomen een beetje neerkeken op dat relatief arme grote gezin van Kees.

Waarmee we meer contact hadden, was Anna de Zwart, die zo leek het, haar hele leven al als huishoudster werkte en woonde bij de familie Knüppe.

Hij was advocaat en zijn naam werd door Anna altijd met grote eerbied uitgesproken. Toen er later in het gezin Knüppe kinderen kwamen heb ik me, op verzoek van Anna (mijn pee-tante) nog bezig gehouden met een uit staven ijzer geknutselde hemel voor boven de wieg van de boreling.

Anna was overigens zeer begaan met ons gezin en we gingen als kind regelmatig bij haar op bezoek, wat kennelijk voor de Knüppes geen bezwaar was. Ook was ze vaak bij ons en had respect voor papa en leefde mee met de slechte gezondheid van hem. Zo’n dikke zestig jaar geleden zal het zijn dat ze me een mondharmonica gaf voor m’n verjaardag, die ze nooit oversloeg.

Anna,die in mijn ogen van toen ,niet zo veel in leeftijd scheelde met mijn ouders, was vaak bij ons en had dan meestal verhalen die ruimklinkend en met emotie weden gebracht. Zo herinner ik me dat ze nieuwe schoenen had gekocht en aan papa vroeg hoe hij ze vond door te bleren:’HOE VIND JE ME SCHOENE ?”.

 

Van haar zus Katrien, die niet zo aardig op ons (althans op mij) overkwam was het steeds weer herhaalde verhaal (zoals dat vaak gaat in familiegesprekken) dat ze jarig was en dat hetgeen haar werd aangeboden dermate tegenviel, dat ze uitriep : Is dat nou een verjaardag…Ik wil een hoop op een bortie. Later is ze getrouwd en verhuisd naar Aardenburg in Zeeuws Vlaanderen.

 

Bernard de oudste van de familie de Zwart was ongeveer een generatie ouder dan ik en hij was pater in een klooster, waarvoor we veel respect hadden en niet in het minst door zijn zeer menslievende uitstraling. Later toen ik voor mijn werk in Amsterdam moest zijn heb ik hem een keer opgezocht en we hadden een heel hartelijk gesprek. Hij luisterde aandachtig naar m’n verhaal wat ik zoal deed ,terwijl ik wist dat hij ook ooit is begonnen op een tekenkamer. Na afloop van mijn verhaal zei hij dat ik bezig was aan een belangrijke opdracht, hetgeen ik als een compliment zag.

 

Piet de Zwart was een verhaal op zich. We hebben hem al even genoemd in de pogingen om bij mijn vader iets te leren spelen op een viool. Hij heeft m’n vader ooit gevraagd of er een machientje in die viool zat die voor die mooie klanken zorgden.  Hij was getrouwd met een zekere Klara die klaartje werd genoemd. Later is hij van deze vrouw gescheiden, waarvan ik me herinner dat het scheiden op zich voor ons een onbekende zaak was. In die tijd was scheiden zeer bijzonder en was voor katholieke mensen ook niet zomaar mogelijk.